bron: Pixabay.com
Vriendschap op het eerste gezicht?
Je vrienden kies je. Een beetje dan. De basis voor de meeste vriendschappen blijkt niet zozeer een gedeeld gevoel voor humor of normen, maar fysieke factoren die in de praktijk de keuze nogal beperken.
Lichamelijke nabijheid, geur, genetica, hersensynchroniciteit en bij vrouwen zelfs dezelfde cupmaat spelen allemaal een rol als mensen besluiten vriendschappen te sluiten. De meeste van deze factoren registreren we niet eens. Met de buurman ga je naar de tennisbaan omdat je hem nu eenmaal aardig vindt en je beste vriendin wordt toevallig wel eens voor je zus aangezien. Maar van toeval is geen sprake.
Een eerste horde in de estafette naar vriendschap wordt gevormd door locatie en dan met name één, waarbij je vaak samen met de aspirant-vriend bent, zoals buren en collega’s. Psychologen aan de Florida Atlantic University onderzochten wat er voor nodig was om leerlingen op school met elkaar bevriend te laten raken. Ze bekeken de vriendschapsvorming van 253 jongens en meisjes in de leeftijden van 8 tot 11 jaar. Naast elkaar gezet worden door de docent bleek voldoende. Een voorkeur voor of instemming met het betreffende kind, bleek niet nodig. Wie het ook is: het wordt hun beste vriendje. Dat verandert pas als de aangewezen plekken veranderen en de vriend verplaatst wordt naar elders in de klas. De vriendschap verwatert en het kind bevriendt vervolgens wie er dan ook maar in de nieuwe aangewezen planning naast hem komt zitten.
De vriend als spiegel
Als volwassenen hebben we wellicht meer in de melk te brokkelen. Studenten kiezen zelf wel naast wie ze in de collegebanken schuiven. Maar ook dat is verrassend beperkt. Uit onderzoek blijkt wat de meeste professoren al zo vaak gade hebben geslagen in het begin van het collegejaar: we zoeken de nabijheid van mensen die op ons lijken. Volgens psychologie professor April Blekse aan de universiteit van Wisconsin gaat dit onbewust en vrijwel volautomatisch. “Meiden gaan naast meiden zitten, jongens naast jongens. Zo wordt 50% van je vriendpotentieel geëlimineerd. En dit proces vernauwt zich zoveel mogelijk. Binnen een oogwenk hebben we dié mensen gespot, die we bij ons vinden passen. Daar denken we amper bij na. Sportief naast sportief, emo naast emo. Dat gebeurt overal. Op familie verjaardagen zitten binnen mum van tijd de vrouwen aan de ene kant van de woonkamer en de mannen aan de andere, vaak nog naar leeftijd gerangschikt ook.”
Bleske deed onderzoek naar hoe ver onze voorkeur voor gelijkenissen gaat. En die gaat vrij ver. Testpersonen oordeelden op basis van foto’s van 2 personen of deze vrienden waren of niet. In 7 van de 10 gevallen hadden de testpersonen het bij het rechte eind. Dat mannenvriendschappen fysieke gelijkenissen vertoonden, verbaasde Bleske niet. “In vrouwenvriendschappen wordt vooral informatie gedeeld, maar in mannenvriendschappen vooral interesses en activiteiten. Dus als 2 mannen op dezelfde sport zitten, is het niet verbazingwekkend dat ze een bepaalde bouw gemeen hebben. Toch kiezen ook vrouwen voor een vriendin die op hen lijkt. Terwijl dat voor informatieoverdracht niet van belang is.”
Een bondgenoot om een partner te vinden
Zij vond dat met name jonge vrouwen zochten naar 3 specifieke fysieke overeenkomsten in hun vriendschapskeuze. Ten eerste was dat de taille-heupratio, welke maat de vriendinnen ook hebben. Ten tweede de cupmaat en als laatste de algehele aantrekkelijkheid. Vrouwen bleken bijzonder correct in het inschatten hoe aantrekkelijk zijzelf en andere vrouwen bevonden worden, door zowel mannen als vrouwen. Vrouwen, die naar hun idee, in dezelfde categorie aantrekkelijkheid vallen, verbinden zich snelst aan elkaar. In die vriendschap is ook minder sprake van competitie. Heeft een vrouw het idee dat de andere vrouw aantrekkelijker wordt bevonden, dan neemt de concurrentie toe.
Bleske heeft daar een goede verklaring voor. “Voor jonge vrouwen geldt dat zij gebruik moeten maken van een paring strategie. Dat betekent dat zij bondgenoten moeten hebben die hen helpen aantrekkelijke partners aan te trekken. Ongeschikte bondgenoten verminderen die kansen en schrikken potentiële partners af. Maar bondgenoten die zelf meer kans maken en de partners voor jouw neus wegkapen, zijn ook niet optimaal. Je vangt dan buiten het net én je zou zelf ook door je vriendin als niet optimale bondgenoot in de strategie gezien kunnen worden. Dus én geen man én geen bondgenoot om die man te vinden. In zulke gevallen gaan vrouwen zich profileren. Dat doen ze niet alleen om toch een partner aan te trekken, maar vooral ook om die vriendin te laten zien dat zij wél een waardevolle bondgenoot kunnen zijn.”
Vrienden denken letterlijk hetzelfde
Terwijl we ouder worden, blijven biologische overeenkomsten een belangrijke factor. Neurowetenschappers aan het Social Systems Laboratory van Dartmouth College vonden dat vrienden dezelfde breinactiviteit vertonen. Zij onderzochten 280 mannen en vrouwen met behulp van een fMRI, een functional magnetic resonance imaging scanner. De fMRI meette de hersenactiviteit die de deelnemers individueel vertoonden in reactie op een serie video’s met verschillende prikkels als humor en angst. De wetenschappers hadden deze deelnemers in verschillende gradaties van vriendschappen verdeeld. Testpersonen die bevriend waren met elkaar, maar ook testpersonen die vrienden waren van die vrienden. En daar weer vrienden van. Zij noemden dat 1e, 2e en 3e graads vrienden. De eerstegraads vrienden vertoonden gelijke neurale reacties op dezelfde prikkels. De 2e graads vrienden wat minder en de 3e graads vrienden het minst. De overeenkomsten in hersenactiviteit waren dusdanig veel, dat aan de hand van de verzamelde data te voorspellen was welke graad vriendschap 2 deelnemers hadden. Hogere breinsynchroniciteit kwam neer op hechtere vriendschappen.
Een vreemde aansluiten op de fMRI of met de centimeter rond iemands taille hannessen, dat geeft weinig pas tijdens de kennismaking. Hoe bepalen mensen dán wie er op hen lijkt? Dat zouden we wel eens kunnen ruiken, zoals andere dieren. Van knaagdieren bijvoorbeeld is het bewezen dat ze een goede snuffel nodig hebben om te bepalen of zij contact willen aangaan of vermijden. Onderzoekers aan de University of Maryland School of Medicine ontdekten aan de hand van geurballetjes dat muizen een voorkeur hebben voor contact met muizen die over dezelfde enzymen beschikken. Het PDE11 eiwit bleek in dit onderzoek van belang voor het sociale gedrag van de muis. Muizen zonder dit eiwit zijn nerveuzer. Op geurballetjes die voorzien waren van muizen zonder PDE11, reageerden muizen die evenmin PDE11 hadden, het enthousiast. Muizen die wél over PDE11 beschikten sloegen vooral aan op de geur van soortgenootjes die eveneens PDE11 hadden.
Professor neurobiologie Inbal Ravreby aan het Weizmann Institute of Science in Israel denkt dat wij mensen niet veel anders zijn. “We ruiken onszelf de hele dag door. Ook als je geen jeuk op je neus hebt, krab je even en zenden je vingers het geursignaal door aan je hersenen. En na het schudden van iemands hand, breng je je hand onbewust naar je gezicht en in de buurt van je neus. Zo weet je dus hoe je zelf ruikt en hoe iemand anders ruikt. Is dat een beetje te matchen? Die keuze maak je niet bewust. Je vindt de mensen met dezelfde geur als jij, écht aardiger.”
Ruiken we elkaars genen?
Om de geur-theorie te toetsen liet Ravreby 17 mannen en vrouwen 2 dagen hetzelfde t-shirt dragen en mochten zij alleen douchen zonder schoonmakende producten als zeep of shampoo. De chemische samenstelling van hun opgeslagen geur in het t-shirt werd met computertechniek geanalyseerd. Vervolgens moesten deelnemers in wisselende paren een imitatie-spel doen. Zij stonden tegenover elkaar en moesten zonder te praten en fysiek contact elkaars houding nabootsen. Die bestond steevast uit oefeningen met veel opgeheven armen en dus vrijgekomen okselgeur. Het spel duurde slechts 2 minuten en na afloop werd de deelnemers gevraagd hoe aardig zij de ander vonden. Deelnemers wiens geur chemisch gezien dezelfde samenstelling hadden, vonden elkaar aardiger dan andere deelnemers. Andersom werkte de geurtest ook: niet alleen chemisch analytisch waren de geuren van hen die elkaar aardig vonden gelijk, ook in de menselijke beleving. Ravreby liet de t-shirts ook door mensen besnuffelen en beoordelen of de geuren op elkaar leken. De menselijke neus gaf dezelfde uitslag als de computer, de geuren van shirtdragers die elkaar bevielen, werden als hetzelfde beoordeeld. En hoe meer de geuren op elkaar leken, des te aardiger hadden de deelnemers elkaar beoordeeld.
De reden dat knaagdieren en mensen hun bondgenoten uitzoeken op geur is niet onlogisch. Inmiddels is een specifiek gen, te weten ABCCII, geïdentificeerd als verantwoordelijk voor okselgeur en het maken van oorsmeer. Ook MHC moleculen spelen een grote rol in de totstandkoming van lichaamsgeur. MHC wordt grotendeels genetisch overgedragen en wordt ook gelinkt aan het menselijk afweersysteem.
Vrienden zijn genetisch verwant
Dit roept de vraag op of vrienden ook genetische overeenkomsten vertonen. En dat is aangetoond in 2 verschillende onderzoeken. Het eerste was een cohort tussen Yale University en San Diego. Deze onderzoekers vergeleken de genen van bijna 2000 proefpersonen op zo’n anderhalf miljoen punten. De resultaten waren duidelijk: vrienden hebben 1% van hun genen gemeen. Dat klinkt niet veel, maar het komt neer op een genetische verwantschap die neven en nichten in de 4e graad met elkaar delen. Dus als 2 mensen dezelfde bet-bet-overgrootvader hebt, delen ze dezelfde hoeveelheid genetisch materiaal als vrienden. Ook onderzoekers van Stanford University en University of Wisconsin vonden genetische overeenkomsten tussen vrienden, die vreemden ontbeert. Zij bekeken 5500 adolescente vriendenparen als onderdeel van een lange termijn studie naar gezondheid en vriendschap. En vonden overeenkomsten in zowel zelfstandige genen als samenwerkingsverbanden tussen de genen, oftewel polygenische scores.
Er is nog geen wetenschappelijke consensus over de correlatie tussen vriendschap en genetische verwantschap. Sommige wetenschappers menen dat de gemeenschappelijke genen een logisch gevolg is van vriendselectie op basis van interesses en uiterlijk. Inbal Ravreby ziet dat anders. In haar geuronderzoek heeft zij deelnemers gebruikt, die complete vreemdelingen van elkaar zijn en elkaar voor het eerst ontmoetten tijdens het imitatiespel. Ook familierelaties werden uitgesloten. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat de voorkeur voor mensen met hetzelfde geurtje komt door bestaande gemeenschappelijke interesses en activiteiten.
Meer overeenkomsten, meer overlevingskansen
Zij meent dat het geen toeval is dat we zoeken naar gelijken in vriendschap, zelfs in geur. “Wat we eigenlijk zoeken in vriendschap is iemand die ook genetisch op ons lijkt. Dat is verrassend, want in partnerkeuze, voelen we ons juist aangetrokken tot mensen met een zo verschillend mogelijke genenpoel. Dat doen we om ons nageslacht een zo sterk mogelijk afweersysteem mee te geven.”
Die genetische overeenkomsten zijn belangrijk voor een groep mensen om te overleven. Samen dezelfde perceptie van kou voelen, zorgt voor samenwerking om een vuur te maken, bijvoorbeeld. Professor Ravreby denkt dat we genetisch lijkende vrienden willen hebben omdat het beter zou zijn voor het voortbestaan van homo sapiens. “Als je op je vrienden lijkt en jij wordt ziek of overlijdt, verhoog je de kans dat jouw kinderen ook in het gezin van je vrienden passen. Door mensen te kiezen die op ons lijken, verhogen we de kans dat vrienden in ons welzijn en die van onze kinderen willen investeren. En daar wordt de hele groep wijzer van.”
Gepubliceerd op 26.01.2023
Bronnen: onderzoek Scent of a Friend- Weizmann Institute Israël, University Maryland School of Medicine, University Wisconsin
- DNA
- familie
- vrienden
- Hoe kies je je vrienden?
- echte vriendschap
- genen
- geur
- muizen
- maatschappij
- neuronen
- breinsynchroniciteit